Ook mama’s mogen sterven

Mijn mama

09/11/1928  ∞ † 01/12/2020

Je hield van schoenen.

En van handtassen. “Als je een mooie sacoche bij je hebt, ben je opgekleed”, zei je vaak.

En die sacoche moest niet alleen mooi en luxueus zijn, ze moest ook ‘deugdelijk’ zijn. Je had iets met duurzaamheid.

Je hield van modebladen, maar je deed niet aan schaamteloos theatraal vertoon. Je was bescheiden.

Maar zonder oorbellen ging je de deur niet uit.

Je hield van twin sets in tricot en zondagse pateekes.

Van opgestoken haar, en zwarte chocolade.

Met een pulletje en een ‘gileetje’ had je het warm. Je had het zo graag warm.

“Is het koud in Gent?”, vroeg je, wanneer ik belde. En dan besprak je hoe de barometer stond en welk weer we konden verwachten.

Maar je hield geenszins van melk, ook niet van crème patissière, en je at nooit margarine.

Maar je hield wél van zijden foulards, in mooie kleuren, van kleuren kon je zo genieten, assorti met je rokjes en vestjes, je deux-pièc(j)es, of ‘kostuumtjes’ zoals je die noemde. Je had een uitgebreide woordenschat voor kleuren. Je zei ‘greige’ voor een tint tussen grijs en beige.

Je hield van mooi Engels en van feuilletons op tv.

Je hield van slapen en besprak vaak hoe je nacht was geweest. De nacht moest goed zijn, om een goede dag te hebben.

Ik heb je nooit met 2 treden tegelijk naar boven zien rennen. Ik heb je nooit zien huppelen. Ik heb je nooit extatisch blij gezien. Je had iets gematigds, iets keurigs, iets behoedzaams.  En je zei ook vaak: ik ben daar of daar bang van.

Je dacht na, je dacht vóór, je dacht tijdens, je dacht na. Je hebt veel gedacht.

Op de palliatieve eenheid vroeg ik je nog: “Wat heb je véél gedaan in je leven?”. Je antwoord was: ‘denken’.

“Kan een mens NIET denken?”, vroeg je me nog. Ik zei toen: “Als je daar lang op oefent wel”. “Daar ga ik nu niet meer aan beginnen”, zei je toen, “ik heb mijn leven gehad”.

“Wat zullen ze zeggen als ze lezen dat Eliane De Corte gestorven zal zijn?”, vroeg je me op de palliatieve eenheid.

“Wat zou je wíllen dat ze zeggen”, vroeg ik je dan.

Je haalde je schouders op en zei stil: “Ja, ik heb niemand kwaad gedaan”.

Je hield van het verleden. Je las je hele leven lang de overlijdensberichten in de krant. En besprak die dan luidop. Als kind vond ik dat zo vreemd.

Later begreep ik dat beter. Het was jouw manier om jouw en hun verleden te bespreken, en herinneringen warm te houden.

Je wou ook altijd weten hoe ‘het’ was gebeurd. Hadden mensen te snel gereden? Was het hun fout? Waren ze langdurig ziek geweest? Met andere woorden, hadden ze er zelf controle over gehad?

Je besprak dan hoe en waar die mensen gewoond hadden, wat ze beroepshalve hadden gedaan, en je besprak het goede en het kwade. Dat het een ‘meestermaker’ was, of het hoog op had. Of dat het om een braaf mens ging, iemand die altijd vriendelijk was en hard had gewerkt. Dat vond je belangrijke zaken.

Vriendelijk zijn was iets wat je beloonde. En je voegde daar graag superlatieven aan toe: stief stief vriendelijk. Dat extra benadrukken van iets deed je vaak … Een heel heel dun, heel dun naaldje, ‘stief stief fine’… Alsof je vreesde anders niet begrepen te worden.

Je had een arendsoog, had altijd alles gezien. Je benoemde ook vaak wat je zag: “Je hebt een mooi kleed aan. Je hebt altijd mooie jurken”.

Maar evenzeer kon je rechttoe-rechtaan zeggen: “je haar is niet mooi zo”. Ik hield wel van je directheid. Ik moet nog vaak terugdenken aan je directheid toen je tegen de slager de volgende uitlating deed bij het zien staan van een grasgroene auto. “Wie koopt er nu een auto in die kleur?”, vroeg je. Je dacht dat de auto van een van de buurtbewoners was. Je verbazing en schaamte waren groot toen de slager zei: “Ja, ik kon de kleur niet kiezen, ik kocht hem tweedehands …”.

Je huis was je castle. Je kleerkast je rijkdom. Je schoenen in de schoendozen met zijdepapier je schatten. Je had een liefde voor mooie materialen, kwaliteitsvol leer en fijne afwerking.

Vastigheid droeg je hoog in het vaandel.

Je was de vrouw van de vaste gewoontes. Je dutje na het middageten. De frank, Belgisch geld. Van die euro heb je nooit gehouden. Een picon vin blanc op restaurant. Kapper op vrijdag en ontbijten in je peignoir.

Ook de vastigheid waarmee je zei dat je nooit naar een WZC wou. Zo goed dat je zo lang in je kasteel kon blijven wonen. Het huis waar je graag hebt gewoond. Het huis waar Josine, de mantelzorgster, je zoveel gezelschap hield. Waar mijn broer vaak iets kwam regelen, waar de bloemen van mijn zus de living kleurden.

Ik was meer de beller. Je genoot dan van de verhalen over mijn kinderen. We bespraken ze telkens alle drie. Maar je vroeg evengoed naar de ‘aangetrouwden’ Najib en Luca. En hoe is het met …

Najib zei me: “She meant so much to me”.

Luca zei: “I really liked her, and her English was perfect”.

En tot slot: Zarah en Luca kunnen hier niet zijn door COVID-19. Je achterkleinkinderen, Oriah, Damiano, Remo en Grazia, ook al wonen ze in London, ze zaten diep in je hart. Je hield van hun snoeten, van hun fratsen en van hun ‘mooi’ Engels, van wie ze zijn.

Ze omarmen je, moetje, oma Ieper.

Je blijft verder leven in mijn en in hun gedachten.

mama

Related posts

Nieuwsbrief

Schrijf je in op de nieuwsbrief en ontvang regelmatig uitnodigingen en nieuws van Improve.